Skip to main content

Het verval van uranium-238 naar lood-206 gaat steeds volgens dezelfde stappen. In de tabel hieronder kun je zien wat er gebeurt:

Toelichting bij de tabel

De halfwaardetijd (laatste kolom) is de tijd waarin de helft van het radioactieve beginproduct is vervallen tot het eindproduct van die stap. Als je bijvoorbeeld honderd atomen protactinium-234 hebt, dan zijn er na 1,2 minuten nog maar 50 over, de rest is veranderd in uranium-234.
De getallen achter de namen van de chemische elementen (kolom Element) zijn een aanduiding van hoe zwaar het atoom is: het massagetal. Dat is de som van het aantal protonen en neutronen in de atoomkern. Op basis van deze getallen kun je zien welk type verval er plaatsvindt.

  • Als een atoom alfaverval ondergaat, splitsen zich twee protonen en twee neutronen (men noemt dat een alfadeeltje) af van de andere kerndeeltjes. Daardoor daalt het atoomnummer met 2 en het massagetal met 4.
  • Bij bètaverval verandert een deeltje in de kern: een neutron splitst zich in een proton en een elektron. Hierdoor neemt het atoomnummer toe met één, maar blijft het massagetal gelijk.

Heliumatomen

Een alfadeeltje dat vrijkomt pikt onderweg twee elektronen op. Nu heb je een atoom met twee protonen, twee neutronen en twee elektronen: een heliumatoom. Bij acht stappen in deze reeks vindt alfaverval plaats. Met andere woorden: voor elk lood-206 atoom dat ontstaat uit radioactief verval, worden acht heliumatomen gevormd.

Die heliumatomen lekken weg uit het kristal waarin ze worden gevormd. Omdat die wegleksnelheid te berekenen is, kun je de ophoping van helium in de kristallen dus als een klok beschouwen waaraan je de radioactieve klok kunt ijken. Hoe dat precies gaat, kun je lezen in het artikel over lekkende kristallen op pagina 30 van Weet 59.