Skip to main content

Misschien heb je ze als kind wel gehad: glow-in-the-dark-plaksterren voor aan het plafond. Overdag zijn ze bijna niet te zien, maar ‘s nachts zijn ze goed zichtbaar door hun wit-groene gloed. Hoe werkt dit materiaal precies?

Glow-in-the-dark-materialen geven licht dankzij een proces dat fosforescentie heet (niet te verwarren met fluorescentie). In glow-in-the-dark-materialen zit een stofje dat energie uit lichtgolven haalt (absorbeert). Die energie wordt gebruikt om een elektron, dat in een bepaalde baan om de kern zweeft, naar een hogere baan te brengen. Het elektron bevindt zich dan in een zogenaamde ‘aangeslagen toestand’.

Dit proces werkt twee kanten op: als licht een elektron in een aangeslagen toestand kan brengen, dan kan het terugvallen van dat elektron ook weer licht uitzenden. Dat is wat er gebeurt met glow-in-the-dark. Als dat terugvallen direct gebeurt spreek je van fluorescentie.

Bij fosforescentie duurt het wat langer. Dat komt doordat het elektron niet alleen in een bepaalde baan (schil) zit, maar ook een draairichting (spin) heeft. Bij fluorescentie verandert de spin niet, en valt het elektron direct terug in zijn oorspronkelijke baan. Maar bij fosforescentie verandert de spin wel. Daardoor kan het elektron pas terugvallen als de spin weer verandert. Dat gaat relatief langzaam, waardoor het glow-in-the-darkmateriaal nog een hele poos licht blijft geven.

Dit Weetje verscheen eerder in de Weet Scheurkalender 2019. Wil je meer lezen? Neem dan een abonnement en ontvang elke twee maanden de nieuwste Weet!