Skip to main content

Vaak wordt gezegd dat een onweersbui niet over het water wil en dat de bui daardoor elke keer terugkomt. Anderen zeggen dat dit een fabel is. Hoe zit het?

Het is waar dat het grote oppervlak van bijvoorbeeld een meer enige invloed heeft op het verloop van een onweersbui. Dat heeft alles te maken met het warmteverschil tussen het water en de lucht. Allereerst is het goed te weten dat er verschillende typen onweersbuien zijn:

Warmte-onweer

Warmte-onweer treedt vooral in het najaar en voorjaar op, als de temperatuurverschillen tussen water en lucht groot zijn. In het voorjaar kan de temperatuur van de lucht flink oplopen, terwijl het water niet zo snel opwarmt en een stuk kouder is. In het najaar is dat andersom: het water koelt niet zo snel af als de lucht. Dit levert warmte-onweer op. Warmte-onweer komt vooral voor waar de temperatuurswisseling plotseling is, bijvoorbeeld aan de randen van een groot meer. Deze buien blijven lang hangen omdat er geen snel binnenstromende lucht is. Hierdoor lijkt het alsof de bui niet over het water wil.

Vermenging koude en warme lucht

Een ander soort onweersbui ontstaat als er plotseling warme en koude lucht gemengd worden door sterke luchtbewegingen. Meestal zijn er dan ook meerdere onweersbuien actief. Dan lijkt het alsof de bui niet over het water wil, maar hier bedriegt je waarneming je. Wanneer de bui nadert, zie je de bliksem en hoor je de donder goed omdat dit meestal voorin de bui gebeurt (de kant die op je af komt). Als de bui voorbij is, zie en hoor je haast niets meer dan alleen de regen die vlak achter de bliksem aan komt. Vervolgens zie en hoor je de volgende onweersbui naderen, maar je weet niet dat dit een andere is en dat de vorige al door de wind is weggevoerd. Daardoor lijkt het alsof de bui niet verder wil trekken. De verleiding is dan groot om dit toe te schrijven aan een markant kenmerk van de omgeving, zoals een meer.

Deze Vraag en Weet komt uit Weet 17. Wil je meer lezen? Neem dan nu een abonnement op Weet Magazine.