Blaise Pascal (1623-1662) was de zoon van een welgestelde patriciër. Na de vroege dood van zijn moeder – Blaise was toen nog maar drie jaar – verhuisde vader Pascal naar Parijs. Hij besloot zelf onderwijs aan zijn kinderen te gaan geven. Dat ging er bij de jonge Blaise in als koek. Zijn vader moest zelfs boeken voor hem verstoppen, zo leergierig was Blaise.
Op een dag speelde Blaise in zijn eentje in de kamer. Kort daarvoor had zijn vader hem verteld dat wiskunde de kunst was van het vormen van nauwkeurige figuren en het bepalen van hun onderlinge verhoudingen. Blaise begon met een stukje houtskool figuren op de vloertegels te tekenen en hun kenmerken en onderlinge verhoudingen te beschrijven. De officiële termen kende hij niet – hij had nog nooit een wiskundeboek ingezien – en daarom gaf hij de figuren zelf namen: een cirkel was ‘een rondje’, een lijn ‘een staaf’. Maar daarna formuleerde hij axioma’s over hun eigenschappen en bewijzen om die aan te tonen.
Toen zijn vader dat zag, werd hij gelukkig niet kwaad omdat zijn zoon de vloer had bekliederd. Hij vroeg door over wat Blaise had ontdekt en constateerde dat zijn zoon in zijn eentje de voornaamste stellingen van Euclides (300 v.Chr.) had bedacht! Blaise kreeg daarna alle ruimte om zich in de wiskunde te verdiepen. Op zijn zestiende leverde hij met zijn verhandeling over kegelsneden, een tot op de dag van vandaag algemeen erkende hoogwaardige bijdrage aan de wiskunde. Ook ontwikkelde hij een mechanische rekenmachine, met in elkaar grijpende tandradertjes; de mechanische voorloper van de computer.
Christelijke erfenis
Blaise Pascal leefde tijdens de Verlichting, een beweging die zich afkeerde van het geloof en boven alles de nadruk legde op het rationalisme. Maar in zijn Pensées (gedachten) beargumenteerde Blaise dat de mens hulpeloos is zonder God. Hij geeft meerdere bewijzen voor het bestaan van God, maar maakt duidelijk dat je uiteindelijk altijd met enige onzekerheid achterblijft. Er komt een punt waarop je een keuze zult moet maken, neem je het risico om in God te geloven of niet? Ook omschrijft hij wat nu bekend staat als Pascals weddenschap/waagstuk: het is het verstandigst om te geloven dat God bestaat. Als je erop gokt dat God niet bestaat en je hebt het mis, dan verlies je alles. Maar als je gelooft dat God wel bestaat en je hebt het mis, dan verlies je niets.
Een deel van dit bericht komt uit het artikel ‘Hoe word je een creatief genie? In het voetspoor van Mozart en Einstein’ in Weet 70, geschreven door Johan Démoed. Wil je meer lezen van Weet magazine? Word dan abonnee of koop het nummer in onze webshop!