Skip to main content

Bergen rezen op, dalen zonken neer. Dat wist de dichter al toen hij Psalm 104 schreef. Michael Oard noemt dit verschijnsel verticale tektoniek. Op veel punten gaat hij lijnrecht in tegen de reguliere geologie. Dat mag, als je maar goede argumenten hebt. Weet Magazine sprak met Oard en vroeg hem naar de onderbouwing van zijn afwijkende visie.

Michael Oard studeerde atmosferische wetenschappen. In zijn lange loopbaan als onderzoeker zette hij verschillende papers en boeken op zijn naam. Oard kwam tot de ontdekking dat de zondvloedgeologie het meeste recht van spreken heeft als je wilt verklaren waarom de aarde eruitziet zoals hij eruitziet. Maar hoe komt een meteoroloog erbij om zich in de geologie te verdiepen?

‘De bergen rezen op, de dalen daalden, ter plaatse, die Gij voor hen gegrond had.’ ~ Psalm 104 vers 8

De ijstijd

Oard raakte na zijn studie geïnteresseerd in het jonge-aarde-scheppingsmodel. Hij las het boek ‘The Genesis Flood’ van John Whitcomb en Henry Morris en sloot zich aan bij één van de grootste creationistische groepen van Amerika: de Creation Research Society. Toen hij het tijdschrift van die groep las, vroeg hij zich af of hij – als meteoroloog – iets kon betekenen voor het jonge-aarde-scheppingsmodel. Hij ging op zoek naar een geschikt studieterrein en kwam uit bij de ijstijd. Oard verwachtte dat zijn meteorologische kennis daar goed van pas kon komen.

De overstap naar het studiegebied van de geofysica was daarna niet groot. Oard: „Als atmosferisch wetenschapper krijg je een wiskundige opleiding, waarbij je vooral te maken hebt met natuurkunde en vloeistofdynamica. Je leert allerlei formules waardoor je het gedrag van de lucht kunt bestuderen. Ook de geofysica is hoofdzakelijk wiskundig van aard.” Geofysica en geologie zijn wetenschappen die nodig zijn om de vorming en het gedrag van de aardkorst te leren begrijpen. De bedoeling is de wereld om je heen in een werkend model te gieten. Daar is Oard al bijna zijn hele leven mee bezig.

Goudmijn

Toen Oard de ijstijd had bestudeerd en de verschijnselen naar tevredenheid meteorologisch had verklaard, richtte hij zich op de erosie van de aarde. Als er een zondvloed is geweest en het water trok zich terug, dan moeten daar op aarde sporen van te vinden zijn. Oard richtte zich op de geomorfologie; dat is de wetenschap waarin de verandering van de vorm van het landschap wordt bestudeerd.

Hij onderzocht de erosie van de continenten en ontdekte, zoals hij het zelf zegt, „een goudmijn aan zondvloedaanwijzingen.” Oard: „Omdat seculiere geologen denken dat zo’n wereld wijde vloed niet is gebeurd, zoeken ze niet naar aanwijzingen. En het opmerkelijke is: je hoeft niet eens door de formatie heen te graven om die aanwijzingen tegen te komen! Aan de oppervlakte van de aarde kun je al gemakkelijk waarnemingen doen.”

Kanalisering

Als voorbeeld noemt Oard de zogenaamde ‘water gaps’. Dat zijn passen die dwars door bergen heen gaan. „Zo’n pas kun je heel eenvoudig verklaren aan de hand van het wegtrekkende zondvloedwater”, aldus Oard. „Dat kanaliseren gaat dwars door bergformaties heen (zie figuur 1 op pagina 18) Seculiere wetenschappers kunnen de vorming van die passen niet verklaren.”

Grote vlaktes

Oard viel nog iets anders op: ‘planation surfaces’. Dat zijn grote vlaktes die over heel de aarde voorkomen en die weinig hoogteverschillen vertonen. Ze hebben uitgesleten geulen die dwars door verschillende steensoorten heen gaan. In de omgeving waar Oard woont, in Amerika, zijn veel van die vlaktes te vinden. Zulke vlaktes vormen zich vandaag de dag niet meer. Oard stelt dan ook dat ze gevormd zijn door het terugtrekkende vloedwater. Het werd hem steeds duidelijker: „De verschillende landschapsvormen over de hele wereld kun je niet verklaren door te wijzen op miljoenen jaren van erosie. Ik heb een model voor geomorfologie doorontwikkeld waarin ik dat laat zien.”

Impact-model

Oard vroeg zich af welke mechanismen er achter de zondvloed kunnen schuilen. Hij onderzocht twee modellen die het bestaan van continenten vanuit een creationistisch oogpunt verklaren:

  • Het hydroplaatmodel van Walt Brown.
  • Het Catastrofale Plaattektoniekmodel van John Baumgardner.

Die modellen gaven hem echter geen voldoening. Daarom ging hij zelf aan de slag en bedacht het Impact-model. „Een kennis van mij, Wayne Spencer, een natuurkundige, had daar al eens over geschreven.” Oard werkte dit verder uit en werd daarbij op een idee gebracht toen hij naar de maan keek. Hij dacht: ‘De maan is bezaaid met kraters. Ook de dichtstbijzijnde planeten zijn niet door meteorieten gemist. Hoe kan de aarde dan wel zijn gemist? Of… misschien is dat niet zo?’ Oard zocht verder. Hij berekende hoeveel inslagen er op aarde geweest zijn als je de maan als referentie neemt (op de maan kun je immers heel duidelijk zien hoeveel kraters er zijn) en schreef er een paper over.

Meteorietinslagen

Daarna stelde hij zich de vraag wat je zou verwachten tegen te komen als er echt meteorietinslagen op aarde zijn geweest. „Zulke inslagen leveren veel energie en kunnen een wereldwijde vloed in gang hebben gezet. Stel nu eens dat er over die kraters inderdaad een vloed is gegaan. Dan zullen die kraters er anders uit moeten zien dan de kraters op de maan. Deze kraters zouden dan komvormig moeten zijn.

Dat komt doordat het vloedwater afzettingsgesteente (sediment) in de kraters heeft geworpen, waardoor de steile kraterwanden zijn afgerond. Op de maan vond geen zondvloed plaats en daarom zijn de kraterwanden daar steil.” Wat Oard op aarde verwachtte te vinden, is precies wat hij tegenkwam. „Op de continentale korst zijn bassins die vol zitten met afzettingsgesteentes, waardoor je ze niet ziet. Volgens de literatuur zijn het er wel zo’n 600, waarvan er 200 een diameter hebben die groter is dan 300 kilometer.”

Verticale tektoniek

Een belangrijk onderdeel van Michael Oards model is verticale tektoniek. „Je kunt behoorlijk goed zien dat er verticale tektoniek op aarde heeft plaatsgevonden”, zegt hij. „Op bergen liggen gesteentes die door water zijn afgezet en in dalen vind je precies dezelfde afzettingsgesteentes terug. Die sedimenten zijn dus ooit horizontaal afgezet. Het granieten fundament dat zich onder het sediment bevond, is daarna heel ver naar beneden gezakt.

Bij ons, in Wyoming, zijn er op die manier hele bergketens gevormd waar het hoogteverschil wel 15 kilometer is (gemeten vanaf het graniet, niet vanaf het maaiveld; de sedimenten zijn er dus bij gerekend, -red.). Dat is enorm! Het is goed voorstelbaar dat bijvoorbeeld ook het Himalaya-gebergte op die manier omhoog is gekomen.

Vaak worden creationistische wetenschappers ervan beschuldigd dat ze iets voorstellen wat niet kan: het vloedwater kon nooit boven de Himalaya hebben gestaan. Zo veel water is er niet op aarde. Maar dat is het punt niet. Het water hoefde niet negen kilometer hoog te komen om het Himalaya-gebergte te bedekken. De bergen zelf zijn omhoog gekomen. Als je naar de aanwijzingen kijkt, is die verticale tektoniek gewoon een voor de hand liggende conclusie.”

meteor crater

Aan deze krater nabij Winslow (Arizona, VS) kun je zien dat de wanden zijn afgerond. Oard zegt dat het zondvloedwater afzettingsgesteente in de krater wierp. Hierdoor zijn de wanden niet zo steil als in maankraters.

Dit is het eerste deel van een artikel uit Weet 25, geschreven door Maarten ‘t Hart. Het tweede deel is hier te lezen.

Foto krater: Wikimedia Commons