Zelfs na twee eeuwen fossielen zoeken is er nog veel onduidelijk over dinosauriërs. Zo zijn er honderden verschillende dinosoorten bekend, maar klopt die indeling wel? Het lijkt erop dat dat voor de vleeseter Nanotyrannus niet het geval is.
Zoals de naam doet vermoeden, ziet Nanotyrannus eruit als een kleine variant van de bekende Tyrannosaurus rex. Hoewel… klein? Met een heuphoogte van 2 meter en een geschatte maximale lengte van 6 meter is Nanotyrannus alleen ‘klein’ te noemen als je hem vergelijkt met T. rex. Wel is hij een stuk ranker gebouwd, waardoor Nanotyrannus een aparte soortaanduiding heeft gekregen. Het eerste fossiel werd in 1942 gevonden en kreeg toen de soort Gorgosaurus lancensis opgeplakt. In 1988 werd dat veranderd in Nanotyrannus lancensis. En nu lijkt het erop dat de naam van het beestje opnieuw moet worden aangepast.
Puber
Omdat Nanotyrannus een kleine variant is van T. rex, denken sommige creationisten dat Nanotyrannus geen aparte soort is, maar een onvolgroeide Tyrannosaurus. Een puberdino, dus. Dat lijkt nu ook de officiële visie te gaan worden. Een Amerikaans wetenschapsteam heeft de botten van Nanotyrannus onderzocht en komt tot de conclusie dat deze ‘dinosoort’ eigenlijk gewoon als Tyrannosaurus geduid moet worden. De verschillen in lichaamsbouw tussen de pubers en de volwassenen zijn dan te wijten aan de manier waarop T. rex groeide.
Dinostamboom op de schop
Evolutionisten geloven dat al het leven uit elkaar voortkomt. Alle dino’s zitten volgens hen op dezelfde stamboom. Maar na ruim een eeuw blijkt dat die stamboom moet worden herzien.
Sinds jaar en dag worden dino’s ingedeeld in zeven groepen (subordes). Die zeven worden weer onderscheiden in twee ordes: de Saurischia en de Ornithischia. Die indeling werd gemaakt op basis van de heup. Tot de Saurischia (hagedis-heup) behoren de grote sauropoden, met hun lange nekken, en alle tweepotige vleeseters. De andere dinosoorten vallen onder de Ornithischia (vogel-heup).
Paleontologen van Cambridge keken naar de ‘vroegste’ dinosoorten. Die laten zich niet zo gemakkelijk indelen bij de zeven subordes, en dat heeft al menig dinodeskundige slapeloze nachten bezorgd. Er is nu een ‘oplossing’ gevonden: een kleine verandering in de dinostamboom. Maar omdat deze kleine verandering aan de basis van de stamboom plaatsvindt, heeft die grote gevolgen. De theropoden (tweepotige vleeseter, zoals T. rex) zijn volgens de onderzoekers nauwer verwant aan de Ornithisichia dan aan de sauropoden.
Lood om oud ijzer
De voornaamste reden voor het omgooien van de dinostamboom is dat hierdoor alle ‘gevederde dino’s’ op dezelfde tak van de evolutiestamboom komen te zitten. De winst die men daarmee behaalt, is dat veren dan niet meerdere keren vanzelf hoeven te zijn ontstaan (dat wordt ‘convergente evolutie’ genoemd). Maar het probleem is daarmee niet opgelost. Er zijn nu weer andere eigenschappen die meerdere keren moeten zijn ontstaan. Men ruilt lood in voor oud ijzer.
Tekstboeken herschrijven?
Het voorstel om de dinostamboom te herorganiseren heeft onder paleontologen veel stof doen opwaaien. Nog niet iedereen is bereid om direct de tekstboeken te herschrijven. Veel dinowetenschappers willen eerst afwachten. Sommige geloven dat nieuwe vondsten zullen uitwijzen dat het oude systeem toch beter werkte. De onderzoekers van Cambridge zelf geven in elk geval toe dat er nog veel vraagtekens zijn. Ze zeggen dat ze nog geen stap dichter zijn bij de hypothetische voorouder van alle dino’s.
De ‘dinostamboom’ kun je ook met een andere bril bekijken. Een bril waarbij je aanneemt dat God alle dieren naar hun aard heeft geschapen, en dus ook de dino’s. Het is niet verkeerd om soorten in groepen in te delen, maar dat wijst nog niet op een evolutionaire afstamming. Gemeenschappelijke eigenschappen, zoals de vogel- of reptielenheup, kun je namelijk ook zien als een gemeenschappelijk ontwerp. Dan heb je geen convergente evolutie nodig om allerlei gelijke eigenschappen in ‘ongerelateerde’ dino’s te verklaren. Wel zo makkelijk, toch?
Ark
Kun je van de honderden dinosoorten en -subsoorten die bekend zijn niet wat meer soorten bij elkaar vegen? Creationistische wetenschappers denken van wel. Uit die honderden soorten kun je misschien maximaal 50 basistypen destilleren. Dat betekent dat er dus niet honderden verschillende dinosoorten mee moesten met Noach op de ark, maar slechts maximaal zo’n honderd individuen.
Scheppingskader
De aardkorst is verdeeld in allerlei lagen. De onderste delen daarvan worden in beslag genomen door lagen die door onvoorstelbare grote vloedgolven op het land zijn gesmeten. Zelfs de afzetrichting van deze modderlawines is over hele continenten terug te vinden. Tezamen vormen deze afzettingen de lagen die wetenschappers aanduiden met het Cambrium tot het Perm (verzamelnaam: Paleozoïcum). In die lagen zijn uitsluitend massakerkhoven van zeedieren terug te vinden. Er komen geen grote aantallen van resten van landdieren in voor. Ook niet van dinosaurussen.
Deze zondvloedlagen kom je overal tegen. De lagen die daar weer bovenop liggen, zijn uitsluitend terug te vinden in toenmalig kustgebieden, laaglanden en rivierdelta’s. Deze lagen heten: Trias, Jura en Krijt. En dàt zijn de lagen waarin grote aantallen dinoresten worden gevonden.Sommige creationisten zoeken het ontstaan van deze lagen in de woelige tijd tussen Noach en Abraham. Wellicht in de tijd dat Peleg leefde, want ‘in zijn dagen is de aarde verdeeld’, meldt Genesis 10:25. Maar dat (ver)delen van de aarde kan ook te maken hebben met een stijging van de zeespiegel aan het einde van de IJstijd, waardoor landbruggen verdwenen en continenten geïsoleerd raakten. Daar zijn creationistische wetenschappers niet eensgezind over.
Wel in de ark
Omdat er geen resten van dinosaurussen zijn gevonden in de zondvloedlagen en wél in de lagen erna, is het aannemelijk dat hun ‘stamhouders’ in de ark aanwezig waren. Genesis 7:22 zegt: ‘Al wat een adem des geestes des levens in zijn neusgaten had, van alles wat op het droge was, is gestorven.’ Op basis hiervan is het uitgesloten dat dinosaurussen zwemmend de zondvloed hebben overleefd. Maar er zijn honderden soorten dino’s bekend. Hoe kan Noach die allemaal aan boord hebben gehad? Er worden inderdaad honderden dinosoorten onderscheiden, maar je kunt al die soorten ook herleiden tot vijftig ‘basisfamilies’.
Noach hoefde dus niet elke soort aan boord te nemen, maar slechts de vertegenwoordigers van die basisfamilies. Dat geldt overigens net zozeer voor alle andere dieren op de ark. Het is bekend dat waarschijnlijk alle soorten hedendaagse hondachtigen van één type afkomstig zijn: wolven, dingo’s, coyotes, jakhalzen. En als je de variëteit van huishonden in ogenschouw neemt… ze hebben allemaal dezelfde genen en zijn van dezelfde soort: van de sint-bernard tot de chihuahua. Ze zijn genetisch zo gelijk dat ze zich onderling kunnen voortplanten. Uiterlijke kenmerken zijn kennelijk niet zo belangrijk. Zo ook met de dino.
Alles aan boord?
Ja maar, sommige dino’s zijn ontzettend groot. Hoe konden die nu op de ark passen? Volwassen exemplaren zijn groot, jonge zijn een heel stuk kleiner…
Weet meer:
www.weet-magazine.nl/puberdino