Skip to main content

1. Pterosaurus-eieren: unieke vondst

Pterosauriërs waren vliegende reptielen die vaak met dino’s in verband worden gebracht. Er zijn verschillende soorten bekend vanuit het fossielenbestand. Paleontologen hebben in 2017 in China een heel bijzondere vondst gedaan: honderden Pterosaurus-eieren, sommige zelfs met de embryo’s er nog in! Wat is hier gebeurd?

In de Chinese Gobiwoestijn worden veel fossielen van vliegende reptielen gevonden. Zo veel zelfs dat de onderzoekers het een ‘Pterosaurus-paradijs’ noemen. Tussen de fossielen van volwassen Pterosauriërs zaten ook eieren. De nieuwste vondst bestaat uit een stuk zandsteen met ten minste 215 eieren van de soort Hamipterus tianshanensis, inclusief zeker zestien embryo’s. Hiermee kunnen paleontologen de vroege groei van deze vliegende reptielen bestuderen. Er vielen toen wat bijzonderheden op: de vleugelbotten waren naar verhouding nog niet sterk ontwikkeld, en de jonkies hadden nog geen tanden.

De onderzoekers reconstrueren de vorming van deze fossielen als volgt: volgens hen legde Hamipterus zijn eieren aan de oever van een prehistorisch meer. Stormen zorgden ervoor dat de eieren in het meer terechtkwamen, daar zonken en openbraken en zich vulden met zand en mineralen zodat ze konden verstenen. De paleontologen denken dat er minstens vier van zulke stormen zijn geweest: de eieren zitten namelijk in vier verschillende zandsteenlagen.

Hoe kun je hier vanuit een Bijbels denkraam naar kijken? Uit waarnemingen van recente overstromingen is bekend dat meerdere aardlagen nagenoeg gelijktijdig kunnen ontstaan. Dat zal ook bij de zondvloed het geval zijn geweest. De Pterosaurus-eieren zijn dan door het zondvloedwater mee gespoeld en door sedimenten bedekt.

2. Grootste dino ooit gevonden

Argentijnse onderzoekers hebben in 2016 resten gevonden van wat mogelijk de grootste dino ooit is geweest: een reus die zijn kop tot wel 13 meter hoog kon tillen!

Notocolossus gonzalezparejasi, dat is de naam die ze het beestje hebben meegegeven. Het betekent ‘zuidelijke kolos’. De soortnaam is een eerbetoon aan Jorge Gonzalez Parejas, die in dat gebied veel opgravingen heeft gedaan. Er zijn in een Argentijnse steengroeve resten van twee individuen gevonden, van de ene een bovenarm en ruggenwervels, en van de andere een voet en wat staartwervels. Op basis van de grootte van die botten – de humerus (bovenarm) is 1,76 meter lang – kunnen de paleontologen een beeld schetsen van hoe groot deze sauropode was: een bescheiden 30 meter lang, met een gewicht van 60 ton (vergelijkbaar met 13 olifanten).

3. Twee- of viervoetige dino’s?

Wat is het verschil tussen een T. rex en een Diplodocus? Er zijn natuurlijk een heleboel verschillen, maar een van de belangrijkste is dat de ene op twee poten loopt en de andere op vier. Onderzoek lijkt echter aan te tonen dat niet elke dino z’n hele leven in dezelfde positie doorbrengt.

Met behulp van computermodellen hebben wetenschappers uit Engeland en Argentinië in 2019 opgroeiende dino’s bestudeerd. Hieruit blijkt dat bepaalde dinosauriërs, zoals Mussaurus, als pas uit het ei gekomen jonkie waarschijnlijk op vier poten liep, maar als volwassene vrijelijk kon kiezen tussen een voortbeweging op twee of op vier poten.

Hiervoor bekeken de onderzoekers waar het zwaartepunt van de dino zou hebben gelegen tijdens drie verschillende levensfases. Bij een baby-Mussaurus lag het zwaartepunt voor de achterste poten. Dat zorgde er waarschijnlijk voor dat hij zijn jonge jaren als viervoeter doorbracht. Naarmate de dino ouder werd, verschoof het zwaartepunt naar achteren toe, ter hoogte van de heupen. Daardoor kon hij zich (ook) op twee poten voortbewegen.

Dit onderzoek is een mooi voorbeeld van hoe computermodellen een inzicht kunnen geven in uitgestorven diersoorten. Wil je meer weten over hoe wetenschappers dino’s reconstrueren? Hier kun je het hele artikel in pdf-versie lezen.

5. Ook dino’s moesten oppassen

In blinde paniek vlucht een net uit het ei gekropen dinojong uit zijn nest. Een harig beest met scherpe tanden komt uit de struiken tevoorschijn, op zoek naar een lekker maaltje. Bij het nest snuffelt hij wat rond. Dan ziet hij de dino-eieren. Met zijn krachtige kaken bijt hij de schalen kapot…

Wie meent dat dino’s in vroeger tijden geen gevaar te duchten hadden en het recht van alleenheersers konden opeisen, die heeft het mis. In 2016 werd een vondst gepresenteerd in Nature Communications van een kaakfragment en resten van een zoogdierschedel. De kaak is afkomstig uit het zogenoemde laat-Krijt, wat sommige creationisten interpreteren als een dino-leefomgeving. Het beestje kreeg de naam Didelphodon vorax. Dit zoogdier was zo groot als een das en leefde op de vlaktes van Noord-Amerika. Het is gevonden in de zogenaamde Hell Creek Formation, een bekende vindplaats van fossielen. De tanden wijzen erop dat Didelphodon vlees at en waarschijnlijk een krachtige beet had, krachtiger dan die van een hyena. Volgens de onderzoekers wijst dit erop dat Didelphodon zich te goed deed aan schaaldieren, weekdieren, zoogdieren en zelfs kleinere dino’s.

Overigens hadden dino’s vroeger niet alleen iets te duchten van landdieren. Ook uit de lucht dreigde er gevaar. Begin 2017 werd in het laat-Krijt van Transsylvanië (Roemenië) een pterosaurus (vliegend reptiel) gevonden die de naam Hatzegopteryx kreeg. Dit vliegende monster was zo groot als een giraffe en had waarschijnlijk dino’s ter grootte van een klein paard op het menu staan.

6. Vreemde vogel

In een stuk barnsteen uit Myanmar zijn vleugels van vogeltjes gevonden in 2016. Die zouden 99 miljoen jaar geleden hebben geleefd. Toch lijken de veren heel sterk op die van moderne vogels.

De 3 centimeter lange vleugeltjes die in het barnsteen zaten zijn heel mooi bewaard gebleven. Je kunt zelfs nog kleuren en patronen onderscheiden. De veren en vleugels zien er modern uit en lijken ontwikkeld genoeg om voor vliegen te gebruiken; dus niet een of andere half-afgemaakte tussenvorm. Wetenschappers denken dat de vleugels van jonge (onvolgroeide) vogels zijn geweest van de uitgestorven familie Enantiornithine, maar op basis van de vleugeltjes is dat niet met zekerheid te zeggen.

Volgens het evolutiemodel zijn dino’s in de loop van miljoenen jaren geëvolueerd tot vogels. Men vindt echter steeds vaker eigenschappen van moderne vogels in de zogenoemde tijd van de dinosauriërs.

7. Zacht weefsel in T-rex

In de jaren ’90 zette paleontoloog Mary Schweitzer de wereld op z’n kop door te beweren dat ze in het bot van een Tyrannosaurus Rex ongefossiliseerd weefsel had aangetroffen… en dat in een fossiel dat 65 tot 67 miljoen jaar oud zou moeten zijn!

Mary Schweitzer ontdekte zacht weefsel in een oud dinobot door het versteende (gemineraliseerde) gedeelte van het bot op te lossen. Wat dan overblijft is materiaal dat niet gefossiliseerd is. Tot ieders verbazing leverde haar dat onder meer kleine bolletjes op in de vorm en grootte van rode bloedcellen.

Daar bleef het niet bij. Schweitzer vond ook immunologische aanwijzingen voor de de aanwezigheid van hemoglobine. Dat is een zuurstofbindend molecuul dat essentieel is voor zuurstoftransport in bloed. Het komt in grote hoeveelheden voor in rode bloedcellen. Het immunologische bewijsmateriaal voor hemoglobine werd verkregen door materiaal uit het dinobot in te spuiten bij ratten, die vervolgens antistoffen produceerden tegen deze lichaamsvreemde stoffen. Het bleek dat de geproduceerde antistoffen specifiek waren voor hemoglobine. Dat toonde aan dat in elk geval delen van T. Rex-hemoglobinemoleculen bewaard zijn gebleven.

In 2005 brachten Schweitzer en haar team opnieuw verslag uit van opzienbarende ontdekkingen in het bot van een T. Rex (ditmaal een exemplaar dat 68 miljoen jaar oud zou zijn). Na de oplossing van de gemineraliseerde delen troffen ze er wederom bolletjes in de vorm van rode bloedcellen aan, maar nu ook elastisch weefsel en structuren die verdacht veel op botcellen leken. Verder vond men zelfs bloedvaatjes, waarin rode bloedcelachtige bolletjes zaten.

De vondst van bloedvaatjes was zó verbazingwekkend dat de wetenschappers het maar liefst 17 keer herhaalden voordat ze het wereldkundig maakten! De kleurenfoto’s van deze vondsten gingen de hele wereld over. Iedereen – maar vooral degenen die in miljoenen jaren geloofden – was met stomheid geslagen over deze fenomenaal goed bewaard gebleven structuren.

Toen begin jaren ’90 de eerste ontdekking van niet-gefossiliseerd dinoweefsel werd gedaan, wilden veel wetenschappers dit niet geloven. „Hoe hebben die cellen het zo lang uit kunnen houden?”, was ook Schweitzers eerste reactie. Inmiddels is de verbazing misschien wat gezakt, maar de feiten liggen er nog steeds.

Het probleem is dat de onderzoekers werken onder een paradigma (zienswijze, referentiekader). Dat paradigma zegt dat deze dino’s 65 miljoen jaar geleden zijn uitgestorven. Geconfronteerd met de data uit de genoemde onderzoeken hebben deze onderzoekers in feite twee keuzemogelijkheden: óf wat we weten over de afbraak van organische stoffen klopt niet óf de fossielen zijn niet zo oud. Dat laatste is voor hen geen optie, dus móéten ze hopen op een nog onbekend conserveringsmechanisme zodat het organische weefsel na al die duizenden en miljoenen jaren behouden blijft.

Maar zolang het er naar uit ziet dat een dergelijk mysterieus mechanisme niet bestaat, is dit gewoon een heldere aanwijzing dat de dinofossielen véél jonger zijn. Een leeftijd die veel beter past in het plaatje dat het scheppingsmodel schetst.

8. Nog meer zacht weefsel

Microscoopspecialist Mark Armitage voorspelt dat in ongeveer de helft van alle gevonden dinofossielen sporen van zacht weefsel te vinden zijn. Met dit in het achterhoofd is het niet verwonderlijk dat er eiwitten zijn gevonden in de klauw van een oviraptor, een op z’n achterpoten lopende dino ter grootte van een emoe. Wat echter wel verwonderlijk is: deze eiwitten zouden 75 miljoen jaar oud zijn!

Toen wetenschappers in 2016 een fossiel van oviraptorsoort Citipati osmolskae prepareerden, ontdekten ze een dunne laag wit materiaal die uitstak voorbij een van de klauwen. Met behulp van elektronenmicroscopen probeerden ze vast te stellen of hier keratine in zat. Dat is een eiwit dat je ook vindt in je nagels.

Om te zien of er inderdaad nog keratine in de klauw aanwezig was gebruikten de onderzoekers antilichamen. Die binden zich aan keratine, en zo kun je vaststellen of het eiwit nog in het fossiel aanwezig is. In eerste instantie waren de resultaten niet afdoende. Dat kwam doordat er veel calcium in de fossiele klauw zat; dat verstoorde de meting. Dus verwijderden ze het calcium, en toen bleek er inderdaad nog keratine in de klauw te zitten.

Keratine bestaat in twee vormen. Alfa-keratine is zacht en zit binnenin de klauwen van dieren. Bèta-keratine is hard en vormt een beschermende buitenkant. Omdat bèta-keratine hard is kan het dus langer bewaard blijven. Maar 75 miljoen jaar? Zo oud zou het fossiel immers zijn?

Harde wetenschappelijke gegevens over de vervalsnelheid van keratine zijn er niet. Dat maakt het lastig om te zeggen of keratine werkelijk zo lang bewaard kan blijven. Van een ander robuust eiwit, collageen, dat ook veelvuldig in dinofossielen wordt gevonden, is berekend dat de maximale tijd dat het bewaard kan blijven zo’n 30.000 jaar is. DNA, dat ook in die fossielen zit, kan bij ideale condities zelfs minder lang bewaard blijven. En de condities in gesteente zijn verre van ideaal. Water en zuurstof, die door het poreuze gesteente heen dringen, breken biomoleculen als keratine sneller af dan wanneer je zulke biomoleculen bij constante temperatuur in een laboratorium zou bewaren.

Niemand had verwacht dat biomoleculen als keratine zo lang bewaard konden blijven. Daarom gaat men ervan uit dat er nog onbekende mechanismen zijn die ervoor zorgen dat deze stoffen bewaard worden. Tests hebben hiervoor tot nu toe geen uitsluitsel gegeven. Zouden deze fossielen dan toch niet die hoge leeftijden hebben misschien?

9. Zwitserse reuzendinosporen

Bij de aanleg van snelwegen doet men soms interessante ontdekkingen. Zoals onlangs in Zwitserland bijvoorbeeld. Daar zijn 14.000 dino-pootafdrukken gevonden, inclusief enkele van de grootste ter wereld.

Als je aan Zwitserland denkt is ‘dinosauriër’ waarschijnlijk niet het eerste woord dat in je opkomt. Toch zwierven er ooit reusachtige reptielen rond. Dat blijkt in ieder geval uit de vondst van versteende pootafdrukken bij de aanleg van de A16 door het kanton Jura in 2017. Er zaten pootafdrukken bij van wel 80 centimeter lang! Deze waren van een dino die op z’n achterpoten liep. Er zijn drie tenen te zien. Uit de vorm van de afdrukken leiden onderzoekers af dat het om een vleeseter (zoals een T. rex) ging, maar dan groter: de dino zou tien tot twaalf meter lang zijn geweest.

De onderzoekers hebben die grote pootafdrukken vergeleken met andere. De vorm ervan is echter uniek. Ze hebben daarmee een nieuwe soort gevonden en noemen hem Jurabrontes curtedulensis. Het is een zogenaamd ichnotaxon – een fossiele soort die alleen bekend is op basis van z’n (poot)afdrukken.

De pootafdrukken worden in de Juraperiode geplaatst. Wat opvalt is dat bij gevonden gefossiliseerde pootafdrukken (van welke dieren dan ook) een trend te zien is. Die trend is dat de fossiele botten van de dieren pas in hogere (ofwel, jongere) lagen worden aangetroffen. Waarom is dat? Creationisten benadrukken de catastrofale achtergrond en zien aanwijzingen voor bijvoorbeeld vluchtgedrag tijdens de zondvloed. De dino’s waren op de vlucht voor het opkomende water, hun sporen werden snel afgedekt door nieuwe sedimentlagen en konden zo fossiliseren.

Of zijn de fossielen misschien sporen van nóg recentere rampen? Daar zijn niet alle creationisten het over eens. Overeenstemming is er wel over het uitgangspunt: de Bijbel blijft het betrouwbare denkraam.

9. Bizarre dino gevonden

In de jaren 60 van de vorige eeuw werden twee enorme dino-armen gevonden. Ze waren 2,40 meter lang en hadden enorme klauwen. Een halve eeuw later is de rest van het beestje gevonden, en de voorarmen lijken goed bij de rest van deze bizarre dino te passen.

De nieuwe dino heet: deinocheirus mirificus. Een internationaal team van wetenschappers, onder leiding van de Koreaan Yung-Nam Lee, hebben twee skeletten gevonden in Mongolië die samen een redelijk compleet beeld van deze dinosaurus geven. Deinocheirus was 11 meter lang, had een lange eendenbeksnuit, geen tanden, en een bult op z’n rug. Hij liep op twee poten en zijn dieet bestond uit vis en planten. Een bizarre dino die past bij de lange voorpoten die meer dan vijftig jaar geleden zijn gevonden.

Als je op internet naar plaatjes van Deinocheirus zoekt, zie je dat de meeste tekenaars plukjes veren aan de armen, staart en hoofd van deze dino tekenen. Dat is opmerkelijk, omdat er nooit sporen van veren bij deze skeletten zijn gevonden. De auteurs van het artikel in vakblad Nature melden kort dat er structuren bij andere ornithomimosauriërs (de biologische familie) zijn gevonden die misschien op veren kunnen duiden.

Het is waarschijnlijker dat dit collageenvezels zijn. Collageen is het hoofdbestanddeel van het onderhuids bindweefsel. Omdat het in versteende afdrukken te zien is als een borstelstructuur denkt men dat het resten van veren zijn; of proto-veren, de voorlopers van veren. Dezelfde structuren zijn ook gevonden bij ichtyosauriërs; waterdino’s die wel wat weghebben van dolfijnen. Zelfs evolutionisten geloven niet dat ichthyosauriërs een verenpak hadden.

Weet meer:

www.weet-magazine.nl/grootste-dino-ooit

www.weet-magazine.nl/twee-of-viervoetige-dino’s

www.weet-magazine.nl/twee-of-viervoetige-dino’s-2

www.weet-magazine.nl/ook-dino’s-moesten-oppassen

www.weet-magazine.nl/ook-dino’s-moesten-oppassen-2

www.weet-magazine.nl/vreemde-vogels

Zacht weefsel in T-rex: R. Jorritsma, Botsende botvondst, Weet Magazine 9, pagina 32-35.

www.weet-magazine.nl/nog-meer-zacht-weefsel

www.weet-magazine.nl/nog-meer-zacht-weefsel-2

www.weet-magazine.nl/nog-meer-zacht-weefsel-3

www.weet-magazine.nl/zwitserse-reuzendinosporen

www.weet-magazine.nl/bizarre-dino-gevonden