Negen jaar na publicatie is Sapiens nog altijd een veelgelezen boek. De auteur, de seculiere Jood Yuval Harari, is als historicus verbonden aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem en geniet sinds de Engelse vertaling van zijn werk (in 2014) internationale bekendheid. Een recensie van dit veelbesproken boek.
Sapiens: Een kleine geschiedenis van de mensheid is vlot geschreven en beschrijft op pakkende wijze de geschiedenis van Homo sapiens, van het ontstaan van de mens (volgens Harari zo’n 2,5 miljoen jaar geleden) tot vandaag. Hij staat vooral stil bij een drietal belangrijke ontwikkelingen: de cognitieve revolutie (70.000 jaar terug), de agrarische revolutie (9.000 v.Chr.) en de wetenschappelijke revolutie (vanaf 1500 n.Chr.).
In zijn beschrijving van de menselijke oergeschiedenis staat Harari stevig in de mainstream. Hij voert geen betoog voor evolutie, maar omarmt alle standaard evolutionistische ideeën en hangt zijn verhaal daaraan op.
Nihilisme
Harari’s grootste verdienste is dat hij de morele consequenties van zijn evolutionistische wereldbeeld eerlijk onder ogen ziet. Aangezien mensen de uitkomst zijn van “blinde evolutionaire processen die opereren zonder doel of reden” heeft het menselijk leven “totaal geen betekenis” (bladzijde 419).
De interessantste passage vinden we op bladzijde 121, waar hij de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring citeert. Daarin staat dat alle mensen gelijk zijn geschapen. Maar, werpt Harari tegen, mensen zijn niet geschapen, ze zijn geëvolueerd. Harari:
“En ze zijn absoluut niet geëvolueerd als ‘gelijken’. Het idee van gelijkheid is onlosmakelijk verbonden met het idee van de schepping. De Amerikanen hebben het gelijkheidsidee ontleend aan het christendom, dat stelt dat iedereen een door God geschapen ziel heeft en dat alle zielen gelijk zijn voor God. Maar als we niet geloven in de christelijke mythen over God, de schepping en zielen, wat houdt het dan in dat alle mensen ‘gelijk’ zijn? Evolutie is gebaseerd op verschillen, niet op gelijkheid.”
Morele verontwaardiging
Volgens Harari zijn onze morele opvattingen (zoals over gelijkheid en mensenrechten) feitelijk slechts menselijke waanvoorstellingen. Het ironische is dat hij toch voortdurend moreel geladen uitspraken doet. Zo wijt hij het uitsterven van andere mensensoorten, zoals de neanderthalers, Homo denisova en Homo florensis aan de verspreiding van moderne mensen over de wereld: wij hebben ze simpelweg weggeconcurreerd, of misschien zelfs bewust uitgemoord. Niet alleen dat, maar ook allerlei zoogdiersoorten moesten het bekopen.
Zodra de moderne mens ergens arriveerde (Australië, Madagaskar, of eilanden in de Stille Oceaan), stierven daar talloze soorten uit – door de schuld van de mens. Later schrijft hij over “de onrechtvaardigheid van de geschiedenis” (bladzijde 146) en “oneerlijke discriminatie” (bladzijde 149). Harari maakt dus volop gebruik van moreel geladen termen. Sterker nog, dat is juist wat zijn boek zo smeuïg maakt. Zijn verhaal drijft op de morele verontwaardiging die we voelen als we lezen over moord, uitbuiting en ander onrecht.
Maar het idee van ‘onrecht’ wordt nou juist compleet ondermijnd als we het atheïsme omarmen!
Sekse versus gender
Een grote contradictie binnen het atheïstische denken is dat het enerzijds geen ruimte laat voor morele oordelen, maar dat men er anderzijds tóch allerlei morele opvattingen op nahoudt. Bijvoorbeeld over (homo)seksualiteit en feminisme. Ook Harari kan zich niet bedwingen hier van alles over te schrijven.
Helemaal in de geest van deze tijd benadrukt hij het verschil tussen ‘sekse’ en ‘gender’. Sekse is je geslacht: je wordt mannelijk of vrouwelijk geboren. Je sekse is een biologisch bepaald feit – je hebt nou eenmaal een Y-chromosoom of je hebt het niet. Gender, daarentegen, is het rolpatroon dat daar bij zou horen. Gender is cultureel bepaald: de samenleving verwacht dat mannen zich anders kleden en gedragen dan vrouwen, dat ze andere beroepen beoefenen en soms zelfs andere rechten hebben. Hoe dat precies ingevuld wordt, verschilt van cultuur tot cultuur.
Om het contrast tussen sekse (biologisch vastgelegd en onveranderlijk) en gender (cultureel bepaald en dus variabel) te illustreren, toont Harari op bladzijde 163 de volgende tabel:

Cultureel bepaald?
Het klopt inderdaad dat de verschillen tussen mannen en vrouwen in diverse culturen anders tot uiting komen. Toch is dit verhaal ietwat misleidend. Want impliciet lijkt Harari hiermee te zeggen dat de rolpatronen die culturen aan mannen en vrouwen opleggen eigenlijk ongefundeerd zijn: ze hebben geen enkele basis in de biologische realiteit. Immers, de rolpatronen zijn veranderd, terwijl de biologische kenmerken hetzelfde zijn gebleven. De rolpatronen zijn louter cultuur-relatief en kunnen dus net zo goed op de schop.
De misleiding zit ’m erin dat er aan de linkerkant van de tabel alleen lichamelijke kenmerken vermeld staan. Het plaatje zou heel anders worden als de tabel ook zou vermelden voor welke mentale kenmerken vrouwen anders zijn dan mannen. Tal van psychologische onderzoeken hebben hier vele voorbeelden van gevonden. Om er een aantal te noemen: vrouwen conformeren zich sneller, roddelen meer, zijn gevoeliger voor negatieve emoties, glimlachen vaker, zijn empathischer, hebben meer interesse in mensen dan in voorwerpen, zijn gevoeliger voor depressie en hebben een grotere voorkeur voor een partner die lang is en een hoge status heeft.
Mannen zijn impulsiever, gevoeliger voor seksuele jaloezie, agressiever, vaardiger in driedimensionale geometrie, gevoeliger voor psychopathie, nemen meer risico’s en hebben een grotere voorkeur voor een lichamelijk aantrekkelijke partner.
Naast deze mentale verschillen is er uiteraard nog het fysieke verschil dat mannen verhoudingsgewijs meer spiermassa hebben, waardoor ze beter geschikt zijn voor zwaar lichamelijk werk.
Rolpatronen
Dit zijn natuurlijk slechts algemene, statistische verschillen; individuele mannen en vrouwen kunnen hiervan afwijken. Maar deze verschillen zijn niettemin significant. Ze vormen voor een deel de basis voor de verschillende rollen die mannen en vrouwen binnen een samenleving vervullen.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat een aantal rolpatronen in bijna alle culturen voorkomt. Binnen bijna iedere cultuur zijn vrouwen nauwer betrokken bij de opvoeding van kinderen. De mannen zijn de primaire kostwinnaars zijn (of ze nou jagen of een suffe kantoorbaan hebben). Ook de rechterzijde van de tabel is dus misleidend. Er worden alleen zaken genoemd waarbij het oude en het moderne Athene van elkaar verschillen. Maar er zijn ook genoeg overeenkomsten te noemen. Zowel vroeger als nu vervullen vrouwen geen grote rol in het leger. Ze werken niet of amper in de huizenbouw, mijnbouw of de scheepvaart. Maar ze werken juist wel in de verloskunde.
Boeddhisme
Richting het einde van zijn boek stelt Harari de vraag of de toegenomen welvaart ons nou eigenlijk gelukkiger heeft gemaakt – een vraag die hij met nee beantwoordt. Het probleem met de jacht naar geluk, aldus Harari, is dat het geen duurzaam resultaat oplevert. De stofjes die ons een geluksgevoel geven (serotonine, dopamine en oxytocine) keren na een piek altijd weer terug naar de status quo. Sterker nog, het streven naar geluk heeft juist een averechts effect. Onze voortdurende ijver om kortstondige momenten van geluk te ervaren, of vervelende gevoelens te vermijden, is juist wat ons ontevreden en dus ongelukkig maakt.
Harari ziet een oplossing in het boeddhisme. Hij omschrijft het als volgt:
“Mensen kunnen zichzelf niet van hun ongeluk bevrijden door dit of dat vluchtige pleziertje te ervaren, maar juist door te begrijpen hoe vergankelijk al die gevoelens zijn en door ze gewoon niet meer na te jagen. Dat is het doel van boeddhistische meditatietechnieken. Tijdens het mediteren moet je je geest en lichaam nauwlettend observeren, goed kijken naar dat onophoudelijke opkomen en voorbijgaan van al je gevoelens en beseffen hoe zinloos het is om ze na te jagen. Als dat najagen stopt, wordt je geest heel ontspannen, helder en tevreden.” (bladzijde 423)
Of dat de oplossing is?
Hoe wijs dit ook klinkt, deze filosofie is fundamenteel met zichzelf in strijd. Want deze hele exercitie van urenlange meditatie, is gestoeld op het verlangen om niet meer te verlangen. Uiteindelijk is het boeddhisme gewoon de zoveelste benadering om ongelukkige gevoelens te vermijden. Maar hoeveel kinderen worden er met dit badwater weggegooid? Als je er eenmaal in bent geslaagd om al je verlangens uit te schakelen, waarom zou je je dan ooit nog ergens voor inzetten? Waarom zou je dan nog iets doen voor je medemens?
Op één punt heeft Harari wel gelijk: aardse pleziertjes, zoals seks of rijkdom, zijn vluchtig en vervullen je uiteindelijk niet. Ook Jezus leert ons dat we ons niet moeten richten op vergankelijk, aards geluk. Maar Hij vervangt dat niet met een egocentrisch, naar binnen gericht meditatieregime. Jezus wijst ons de weg naar de ware vervulling: “Zoek eerst het Koninkrijk van God en Zijn gerechtigheid.”
Wil je meer lezen van Weet Magazine? Neem dan een abonnement en ontvang elke twee maanden de nieuwste Weet!